Laatste woonde ik een opstelling bij waarin twee collega’s, een werkgever en werknemer, hun moeizame werkrelatie wilden onderzoeken. Een opstelling is een werkvorm waarbij situaties zich aan de vraagsteller ontvouwen als ware het een levend schilderij en waardoor de onderstroom in beeld komt. Personen die totaal onbekend zijn met de materie, de representanten, belichamen de kwestie op waarheidsgetrouwe wijze.
Tot verbazing van de vraaginbrengers begon deze opstelling met het beeld van twee representanten die vol liefde naar elkaar keken. Het verdere verloop van de opstelling liet zien dat deze collega’s geen liefdesrelatie hadden, maar dat ze verstrikt waren geraakt in een patroon van onbegrensd geven en nemen. Alsof ze meer waren dan alleen collega’s. Dit stond de gezonde werkrelatie in de weg.
Werk is namelijk een gebalanceerde uitwisseling van energie door de uitruil van tijd en geld – niets meer en niets minder dan dat. Persoonlijke patronen kunnen dit uit balans brengen. Zelf stond ik in deze opstelling als representant voor ‘geven’. Hierdoor werd ik op mijn eigen patroon van overmatig geven gewezen. Ik herken deze valkuil inderdaad waarin ik, uit hart voor de zaak, wel eens terecht kan komen.