De trainingsacteur speelde zijn rol als voorzitter van de OR met verve. De casus was een dreigende staking en ik was daar als onderdeel van een sollicitatieprocedure voor een baan die ik toendertijd heel graag wilde. Er werd feilloos op mijn te grote verantwoordelijkheidsgevoel gedrukt waarbij ik de oplossing van het probleem vooral bij mezelf zocht, in plaats van mijn tegenspeler te vragen wat zijn bijdrage aan de zaak was.
Ik had toen nog niet door hoe groot mijn blinde vlek eigenlijk was en zag mijn verantwoordelijkheidsbesef alleen als iets goeds. Dat er ook een mindere kant aan zat zag ik totaal niet. Als ik iets naar me toetrok wat niet van mij was of bij mij hoorde, dan bleef er minder ruimte voor de ander om op zijn of haar manier en tijd de taak uit te voeren. Mijn ‘laat maar, ik doe dat wel even’ had ook iets van superioriteit in zich waardoor ik de ander niet als gelijkwaardig zag. Gevolg: ik haalde te veel werk op mijn hals en had minder tijd om mijn primaire taken goed te doen, oftewel een probleem in wording. De ander was gefrustreerd omdat ik zijn of haar werk overnam. Een loose-loose situatie.
Bij de nabespreking van het rollenspel duidde de begeleidende psycholoog mijn gedrag als niet heel nuttig in de politieke omgeving waarin de beoogde functie zich afspeelde. Mensen zouden me dan voor hun karretje spannen en ik zou niet opgewassen zijn tegen het steekspel. Zijn advies in het uitgegeven rapport aan de werkgever was dan ook negatief: ‘not fit for the job’. Deze procedure en de uitkomst raakten me diep. Ik wilde niet dat het rapport bij de werkgever kwam en besloot me terug te trekken uit de procedure. Dat ik hiermee de kans op de baan verspeelde nam ik voor lief. Jaren heb ik het document niet echt kunnen inzien, het was te pijnlijk. Zo was ik ziende blind.
Door de jaren heen heb ik onderscheid leren maken wat van mij is en wat ik bij de ander heb te laten. En als mijn handen jeuken dan ga ik erop zitten.