Ze lag tegenover me in het ziekenhuis. Waar ik een paar uurtjes ondergedompeld zou zijn in die bijzondere wereld waar de tijd lijkt stil te staan, en dan weer fijn naar huis zou mogen. De twee andere mannen bij de deur lagen stilletjes te dommelen terwijl ze me vertelde waarom ze daar was.
Het raakte me. Ik was ervan uitgegaan dat iedereen daar voor relatief simpele operaties lag, maar waar zij voor kwam dat was van een andere orde. Het was nog niet zeker hoe ze uit de operatie zou komen en welk vervolgtraject ze in zou kunnen gaan. Hoe dat eruit zou kunnen zien hoorde ik uit flarden van gesprekken van de verschillende in -en uitlopende artsen aan haar bed.
Tussen de bedrijven door vertelde ze over haar leven. Ik begreep dat het niet gemakkelijk was geweest. Recent was haar partner, en steun en toeverlaat, plotseling overleden waardoor ze hier nu alleen zat. 2021 wilde ze snel achter zich laten als het jaar waarin ze klap na klap had gekregen.
Ik denk regelmatig aan die bijzondere vrouw wiens naam ik niet weet. Vooral aan haar ogen die ondanks alles een glinster hadden, en aan haar veerkracht om zich telkens weer te kunnen oprichten en door te gaan.