‘De pastoor vroeg na de zondagsmis of we even tien minuten voor hem hadden’. vertelde een kennis toen ik vorige week in Madrid was. In het zuiden van Europa is de gewoonte om zondag met het gezin naar de kerk te gaan, nog stevig verankerd in de maatschappij.
‘De kleine kapel was al leeg aan het lopen’, zo ging hij verder, ‘en mensen waren al op weg naar de uitgang om samen aan de uitgebreide zondagslunch te beginnen. Het was alsof de pastoor zich opeens realiseerde dat hij dit verhaal toch wilde delen met de gemeenschap. Uit respect en nieuwsgierigheid gingen de meesten weer zitten.
Een paar dagen eerder had de pastoor, op een willekeurige woensdagmiddag, een telefoontje gekregen. De man aan de andere kant van de lijn sprak Italiaans en vroeg of hij beschikbaar was om de Paus te spreken. De pastoor leidde een kleine parochie ver van Rome en dacht dat iemand een grap met hem uithaalde. Maar toen de man aandrong begon het hem te dagen dat het misschien toch waar moest zijn. En het was ‘m – de Paus! Wat voor een pastoor zoveel betekende als voor de rechtsbuiten van de vijfde klasse van VV Gersloot om opeens voetbalgod Ronaldo aan de lijn te hebben.
De Heilige Vader bleek een vraag te hebben namelijk of hij een bijeenkomst wilde leiden van alle hooggeplaatste kerkleden. De pastoor viel een momentje stil toen hij de vraag hoorde. Dat was een grote eer! En tegelijkertijd werd hij er onzeker van en buitelden de vragen zich in zijn hoofd over elkaar heen. Waarom hij? Wie was hij om dit te doen? Kon hij dat wel?
De Paus voelde zijn aarzeling en vroeg wat hem belemmerde. De pastoor bekende zich af te vragen wat hij zijn meerderen in hemelsnaam zou kunnen vertellen. Waarop de Paus hem aanraade om simpelweg te vertrouwen op zijn ingevingen. Spontaan kwamen er ideeën bij hem op die hij als mogelijke onderwerpen opbracht. De Paus zei alleen maar: “zie je wel? als je vertrouwt dan komt het goed.”