Het was koud en guur. Op deze middag in januari was er geen toerist te bekennen in het natuurpark in noord Denemarken. Alles was dicht. Omdat het niet duidelijk was waar de ingang was, klommen we tegen de wind in naar de top van de heuvel om ons beter te kunnen oriënteren.
Aan de telefoon hadden we niks want in deze uithoek was geen ontvangst. Daar had ik de plek ook op uitgekozen, voor rust en reflectie. Toen we om ons heen keken zagen we in de verte een hek met een klein geel bordje erop. Dichterbij gekomen bleek het een poort te zijn met een ketting. Wat er op het bordje stond begrepen we niet.
“Mooi!” zei mijn reisgenote monter. “Een poort. Daar kunnen we door.” Ze zag een opening en zo hoefden we niet over het hek te klimmen. We waren tenslotte eerder al onder schrikdraad doorgekropen. Op exact hetzelfde moment dacht ik “Een dichte poort. Daar kunnen we dus niet door.” Het was interessant om te bemerken hoe we eenzelfde object vanuit een compleet tegenovergesteld perspectief zagen. Een poort vormt immers zowel een opening als een afsluiting van een gebied.
Lachend om onze verschillen onderzochten we of het inderdaad als doorgang bedoeld was. De ketting bleek los te zitten en het hek hield het grote wild en vee in het natuurpark. Een inzicht rijker vervolgden we ons pad.